Is het rendement op je vermogen in Box 3 minder dan de belastingheffing over box 3? Zo ja, dan kan je vermindering krijgen, als je tijdig bezwaar maakt. Dit op grond van een zeer recente uitspraak van de Hoge Raad, ECLI_NL_HR_2021_1963.
De casus is als volgt:
De door X (belanghebbende) en zijn echtgenote in box 3 verschuldigde inkomstenbelasting bedroeg over het jaar 2017 € 12.705, en over het jaar 2018 € 11.969. Het vermogen bedroeg € 977.000 en € 998.000. Het daadwerkelijk behaalde rendement van de bezittingen bedroeg in deze jaren respectievelijk € 6.612 en € 3.528. X heeft bezwaar gemaakt tegen de box 3-heffing over voornoemde jaren. De inspecteur en de rechtbank hebben het bezwaar ongegrond verklaard.
Sprongcassatie
X heeft sprongcassatieberoep ingesteld en gesteld dat de vermogensrendementsheffing in op stelselniveau in strijd is met artikel 1 Van het Eerste Protocol bij het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Parijs 20 maart 1952, kortweg art 1 EP. En/of artikel 14 Europees Verdrag voor de Rechten van de Manes, kortweg art 14 EVRM.
Uitspraak
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep gegrond, omdat het vanaf 2017 geldende belastingstelsel er van uit gaat dat iedereen voor aanzienlijke bedragen belegd in risicovolle beleggingen, terwijl dit niet voor iedere belastingplichtige geldt. Feitelijk dwingt dit stelsel tot risicovol beleggen, terwijl tot 2016 het uitgangspunt was het rendement over risico arme rendementen. Juist dit aspect zorgde er voor dat het forfaitaire stelsel voor eenieder leidde tot een redelijke belastingheffing.
Schending eigendomsrecht
Voor die personen die een feitelijk rendement over hun vermogen behalen dat lager is dan de te betalen belasting betekent dit een schending van hun ongestoord eigendomsrecht, ook als rekening gehouden wordt met de ruime beoordelingsmarge die de wetgever toekomt in het geval van belastingheffing.
Rechtsbescherming
In een dergelijke situatie zal de rechter rechtsbescherming moeten bieden. Als de wetgeving hiertoe (onvoldoende) aanknopingspunten biedt, zal de rechter de rechtsbescherming slechts naar redelijkheid kunnen vaststellen. Vervolgens komt de Hoge Raad dat in deze situatie belastingheffing over het daadwerkelijk behaalde rendement zal dienen plaats te vinden.
Wat zijn de gevolgen en hoe nu verder?
We moeten onderscheid maken in 3 groepen:
1. De mensen die bezwaar hebben gemaakt of laten maken, wiens bezwaar onderdeel is van de massaal bezwaar procedure, van het jaar 2017
2. De mensen bij wie aanslagen inkomstenbelasting vanaf het jaar 2017 nog niet vast staan, dan wel minder dan 6 weken geleden zijn opgelegd;
3. De mensen bij wie aanslagen al vaststaan te rekenen vanaf 2017.
De massaal bezwaar procedure:
De gevoerde procedure is onderdeel van de massaal bezwaar procedure. Dat betekent dat diegenen die over de afgelopen jaren bezwaar hebben gemaakt tegen de Box 3 heffing, wiens bezwaar (tevens) aan gemerkt is als een bezwaar dat onderdeel is van het massaal bezwaar, vragen kunnen verwachten van de belastingdienst over het in die jaren behaalde rendement. Vervolgens zal vastgesteld worden of een vermindering van de aanslag over een bepaald jaar op zijn plaats is.
De aanslag staat nog niet vast of is minder dan 6 weken opgelegd:
Eenieder zal bezwaar moeten (laten) maken tegen de opgelegde of op te leggen aanslag en daarbij zal aan getoond moeten worden dat het daadwerkelijke rendement lager is dan de verschuldigde belasting in Box3.
De aanslag is al langer dan 6 weken geleden opgelegd:
Dan is de enige mogelijkheid een verzoek tot ambtshalve vermindering. Het lastige is dat het vonnis van de Hoge Raad pas na het opleggen van de aanslag is uitgesproken. Dan wordt er normaal gesproken geen ambtshalve vermindering verleend. De Minister van Financiën kan – al dan niet onder druk van de publieke opinie – besluiten dat ook al vaststaande aanslagen verminderd worden.
Heb je hierover nog vragen neem dan gerust contact op. Wij helpen je graag. Je bereikt ons op 06 1088 7753 of via de mail op info@algoet.nl