Box 3: Minder belasting 2017 tot en met 2022
Op 28 juni 2022 heeft de Staatssecretaris bepaald hoe de belastingheffing in Box 3 voor de jaren 2017 tot en met 2022 moet plaatsvinden. Het beleidsbesluit wordt als wetsvoorstel meegenomen in het Belastingplan 2023 dat met Prinsjesdag wordt ingediend. Ook nu weer zal belastingheffing in Box 3 plaats vinden op forfaitaire wijze. Dat betekent dat per categorie vermogen een rendement is vastgesteld. Er zijn drie categorieën. Banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Voor 2021 zijn de Box 3 rendementen 0.01% voor banktegoeden, 5.69% voor overige bezittingen en 2,46% voor schulden.
Indien het Box 3 inkomen berekend volgens deze methode lager is dan het Box 3 inkomen volgens de oude methode, dan wordt de nieuwe methode gevolgd. Leidt de oude (wettelijke) methode tot een lager Box 3 inkomen dan blijft deze wettelijke methode van kracht. Deze regeling is van kracht voor de jaren 2017 tot en met 2022. Is een aanslag inkomstenbelasting vastgesteld en onherroepelijk geworden op of voor 24 december 2021 (Uitspraak Hoge Raad), dan volgt alleen vermindering als er tijdig bezwaar is gemaakt tegen die aanslag.
Is er bezwaar aan getekend en is er een werkelijk rendement gehaald dat (nog) lager is dan het “nieuwe” forfaitaire rendement, dan zou dat gevolgd moeten worden. Om dit voor elkaar te krijgen zal tegen de vaststelling door de belastingdienst van de aanslag opnieuw bezwaar gemaakt moeten worden. De vraag die daar wel bij speelt is, hoe dat rendement berekend moet worden. Dar is het laatste woord nog niet over gezegd.
De belastingdienst gaat uit zichzelf berekenen of er aanleiding is aanslagen te herzien voorzover de aanslag al onherroepelijk is op 24 december 2021 en er bezwaar tegen die aanslag is ingediend. Eenieder die bezwaar heeft gemaakt krijgt daarover bericht van de fiscus. De berichtgeving start in juli 2022.
In augustus 2022 begint het opleggen van aanslagen over 2021 met Box 3 inkomen. In september 2022 wordt gestart met het opleggen van aanslagen inkomstenbelasting over de jaren voor 2021, voorzover die aangiften nog niet geregeld waren.
De staatssecretaris zal voor het zomerreces een brief sturen naar de Tweede kamer omtrent de vraag of er nog tegemoet gekomen wordt aan de mensen die geen bezwaar hebben aangetekend tegen aanslagen die voor 24 december al onherroepelijk waren.
Een korte rekensom
Partner A en partner B hebben op 1 januari 2021 de volgende bezittingen in box 3:
- Bank- en spaarproducten (hierna: banktegoeden) € 188.000
- Beleggingen (hierna: overige bezittingen) € 112.000
Hieruit volgt een rendementsgrondslag van € 300.000 en een gezamenlijke grondslag uit sparen en beleggen van € 200.000. In de aangifte inkomstenbelasting 2021 is aan partner A € 100.000 toegerekend van de gezamenlijke grondslag uit sparen en beleggen en aan partner B € 100.000.
Heffing volgens huidige wettelijke stelsel voor 1 partner, vrijstelling € 50.000, belastbaar € 100.000:
- Eerste schijf: € 50.000 * 1,9% = € 950
- Tweede schijf: € 50.000*4.50% = € 2.250
Totaal: € 3.200
Heffing volgens nieuwe regels voor 1 partner, vrijstelling € 50.000, belastbaar € 150.000:
- Banktegoeden: € 188.000 * 0.01% = € 18.80
- Overige beleggingen € 112.000*5.69% = € 6372.80
Gezamenlijk rendement € 6.391, rendementspercentage 6.391/300.000 = 2,1305%
Te belasten € 150.000 – € 50.000 = € 100.000.
Box 3 inkomen bedraagt dan € 2.135. Dit is lager dan het wettelijke Box 3 inkomen.
Let op:
- Partners kunnen opnieuw kiezen voor toerekening van inkomens- en vermogensbestanddelen, en dar betekent dat in sommige gevallen een andere verdeling dan 50/50 de moeite loont.
- Er ontstaat een lager verzamelinkomen, met veelal positieve gevolgen voor de toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen.
Heb je hierover nog vragen neem dan gerust contact op. Wij helpen je graag. Je bereikt ons op 06 1088 7753 of via de mail op info@algoet.nl
Terug naar het overzicht